"Ik denk dat we in Nederland in een jaar tijd al zeventig tot tachtig branden in afvalbulten voorkomen hebben’’, zegt Pieter Kooi uit Drachten. Hoe? Met zelfontwikkelde camera’s die broei razendsnel ontdekken. Kooi gaat er nu internationaal de boer mee op.

Broei is een groot probleem in afvalland. Om de haverklap halen verzamelaars, sorteerders en  verwerkers het nieuws met branden die snel uit de klauwen lopen omdat ze moeilijk te blussen zijn.  Afgelopen drie jaar telde Nederlandse afval- en recyclingbedrijven liefst 243 branden, zo blijkt uit cijfers van risico-analysebureau Burghgraef Van Tiel & Partners.

"Vooral ongesorteerd huishoudelijk afval is riskant’’, zegt directeur Pieter Kooi. "Eén vonk van één  batterijtje in een weggooide afstandsbediening of op een kerstkaart met een muziekje, en zo’n bult kan in brand vliegen.’’

Kooi (150 werknemers) heeft voor dit hardnekkige probleem een oplossing bedacht, een camera die het onheil opspoort als er nog weinig aan de hand is. Het bedrijf is expert in camerabewaking op  afstand. Tot nu toe vooral bij bouwklussen en zonne- en windparken op afgelegen plekken. Als er onraad is, ‘zien’ de camera’s van Kooi dit, waarna er automatisch een seintje naar het Kooi Alarm Centre gaat. Daar alarmeren bewakers vervolgens de eigenaren en hulpdiensten.

Camerabewaking van afvalbulten is op zich niet nieuw, beaamt Kooi. "Maar dan heb je het over systemen die waarschuwen bij 65 à 70 graden. Bij die temperatuur sla je heel snel door naar een grote brand. Dan is het in één keer ‘froetsj’. Je moet er drie, vier uur eerder bij zijn, dan kun je brand voorkomen. Dat kunnen onze camera’s.’’

Ze zijn namelijk met behulp van kunstmatige intelligentie getraind om prille verhogingen van de temperatuur waar te nemen. ,,Als het 30 graden is en een paar seconden later 32 of 33 graden, pakken ze dat.’’

En ze kunnen nog een kunstje: ze onderscheiden verschillende hittebronnen. "Je wilt niet dat ze alarm slaan bij iedere vrachtwagen die voorbijrijdt, of bij reflectie van de zon. Andere camera’s doen dat wel. Onze camera’s filteren die hittebronnen eruit.’’

Daardoor komt er weinig loos alarm binnen in de voormalige geldkelder van de Nederlandsche Bank, waar nu de meldkamer zit. Bij het systeem hoort een app waarop terreineigenaren live kunnen meekijken waar precies het onheil zit. "Bulldozer erheen, zand erover, of de bult uit elkaar trekken. Zo hebben we al zeventig tot tachtig branden kunnen voorkomen.’’

De afgelopen tijd heeft Kooi het systeem bij 42 Nederlandse afvalverwerkers geïnstalleerd, en ook bedrijven in Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk hebben er kennis mee gemaakt. Maar daar blijft het niet bij. Opeens gloort er een miljoenenmarkt. Dat komt doordat Kooi kan meesurfen op de hekgolven van Bollegraaf  Recycling Solution in Appingedam, marktleider in afvalverwerkingssystemen. Machines uit Appingedam staan tot in China. "We kwamen elkaar tegen bij een gezamenlijke klant. We raakten  aan de praat over het gigantische brandenprobleem. Zij wilden hun servicepakket graag uitbreiden met brandalarmering.‘’

Lang verhaal kort: Bollegraaf heeft nu het exclusieve distributierecht op het systeem. Daarmee ligt potentieel ineens een wereldmarkt aan de voeten van Kooi.

Toch springt Kooi niet van de vloer op de zolder. "We gaan het stapsgewijs uitrollen. Eerst in de Europese landen waar we al een regiokantoor hebben. Dat zijn er zeven. Daarna zien we verder. Maar als Bollegraaf met een hele mooie klant in de Verenigde Staten komt, laten we ons graag uitdagen.’’

Dat is geen loze taal bij Pieter Kooi. Hij was 26 jaar toen hij op een middag in 2010 in het Van der Valk Hotel in Drachten een persconferentie belegde en de oprichting van zijn beveiligingsbedrijf bekendmaakte. Inmiddels is zijn onderneming actief in 22 Europese landen en is de omzet gestegen naar ongeveer 20 miljoen euro.

"Komende drie jaar gaan we mede vanwege de samenwerking met Bollegraaf naar verwachting naar 50 miljoen euro. Het aantal werknemers zal oplopen van 150 nu naar 250 tot 350.’’ Drachten blijft de thuisbasis. "Dat wordt meer en meer een kenniscentrum.’’

Bron: lc.nl